De dracht
De draagtijd van een ezelin duurt gemiddeld 12 maanden. Hoe vroeger in het jaar gedekt, hoe langer het vaak duurt.
Of er werkelijk een veulen in aantocht is, laat zich niet gemakkelijk vaststellen. Is er een hengst in de buurt en wordt de ezelin weer hengstig, dan is er een grote kans dat de dekking is mislukt. Maar zekerheid geeft deze methode niet. Voelen is een optie. Normaal moet er 15 tot 20 dagen na de eisprong een vruchtblaas of een verhoogde tonus voelbaar zijn, maar bij kleinere ezelinnen geeft ook deze methode niet echt uitsluitsel. Als je een hengst en een merrie hebt kun je ze bij elkaar zetten om te kijken of de merrie nog bronstig is, dit word ook wel schouwen genoemd. Als dat zo is is ze dus niet drachtig. Meer zekerheid biedt een echo. In eerste instantie kan dat via de endeldarm en later (vanaf 65 tot 85 dagen) via de buikwand. Ook een hormoonanalyse is mogelijk. Vooral het hormoon oestradiol geeft een goede indicatie. Vanaf de negentigste dag is in het bloed van ezelinnen een sterke stijging van dit hormoon waarneembaar. Ezels hebben bovendien een speciaal drachthormoon, dat vanaf dag 35 tot dag 140 in het bloedplasma voorkomt.
De ezelin heeft in de laatste drie maanden van de dracht extra eiwit, kalk, fosfor en vitamine A en D nodig. Er moet daarom een liksteen aanwezig zijn voor de benodigde mineralen. Een hoogzwangere merrie kan natuurlijk ook wel eens last hebben van haar dikke buik, zuchten, puffen of kreunen kan er ook bij horen. Ook kan een merrie in vlagen dunne poep krijgen.
Op de afbeeldingen hiernaast is de embryonale ontwikkeling te zien van het veulen.
Schrijfster: Roxana van den Handel